´Ik heb een borderlinepersoonlijkheidsstoornis,´ zegt de jongedame die tegenover mij op de bank zit. Ik hoor de aarzeling in haar stem en ze kijkt alsof ze een bekentenis aflegt. Ik kijk haar aan en vraag of ze weet wat een borderlinepersoonlijkheidsstoornis inhoudt, of ze zich in het beeld herkent en of ze het helpend vindt dat ze die diagnose heeft.
Ze geeft aan dat ze in de tijd dat ze die diagnose kreeg heel erg in de war was en zich toen wel in de kenmerken herkende, maar nu niet meer. De diagnose helpt haar niet, integendeel zelfs… het voelt als een stigma. Ik geef aan dat ik het waardeer dat ze me over de diagnose vertelt, maar dat als ze zich er niet in herkent, het haar niet helpt en als ze er verder niets mee wil in de behandeling, we dit verder zullen laten rusten. Ze kijkt me opgelucht aan… We kunnen het gaan hebben over waarom ze werkelijk voor hulp heeft aangeklopt.
Waarom stap ik zo makkelijk over deze diagnose heen, waarbij diagnose niet de juiste benaming is, het is een DSM-classificatie, een optelsom van een aantal symptomen die verder niets verklaren. Dat heeft een aantal redenen. Op de allereerste plaats omdat de cliënt zelf aangeeft zich er niet in te herkennen en er verder niets mee te willen in de behandeling. Waarom moet ik er dan iets mee willen? Ik vind die DSM-classificatie helemaal niet zo interessant.
Ik ben vooral geïnteresseerd in de patronen waardoor de klachten veroorzaakt of in stand worden gehouden en of daar mogelijk traumatische life-events aan ten grondslag liggen. Dit is voor mij de leidraad voor de therapie. Verbanden leggen, inzichten verkrijgen, waar mogelijk ervaringen verwerken en oude niet-helpende patronen loslaten. Om vervolgens samen met iemand te kijken naar wie ben je nu echt en wat wil je in je leven? Essentiële levensvragen waarin we allemaal zoekende zijn en waar zeker in een therapeutisch proces aandacht voor moet zijn.
Op de tweede plaats heb ik dat classificeren in de GGZ nooit zo goed begrepen. Als hulpverlener willen we mensen toch helpen zichzelf terug te vinden en hen helpen terug in hun eigen kracht te komen. Waarom beginnen we dan telkens met het stellen van DSM-classificaties? Waarom zeggen we tegen mensen dat ze lijden aan één of meerdere stoornissen? Door dit te doen beginnen we de behandeling toch al met 10-0 achterstand.
Op de derde plaats zijn heel veel diagnoses in de GGZ misdiagnoses. Welke waarde moet ik er dan aan hechten?
Vind ik de DSM dan onzin? Nee, dat ook weer niet. Ik zie de DSM als een leidraad voor mij als professional. Het maakt dat ik sneller verbanden kan leggen en problematieken kan herkennen, waardoor ik sneller tot de kern van het probleem weet te komen en op een adequate manier bepaalde behandelmethodieken weet in te zetten. Maar ik vraag me altijd af of we in de GGZ zorgvragers met die DSM moeten lastigvallen. Voor de meeste mensen voelt het hebben van een stoornis als een stigma. En zonder inzicht hoe verbanden tussen oude patronen of trauma’s en huidige klachten werken, blijven het nietszeggende lege hulzen die jammergenoeg in de maatschappij een eigen leven gaan leiden.
En die jongedame die mij tijdens haar intake over de borderlinepersoonlijkheidsstoornis heeft verteld… we hebben het er nooit meer over gehad. De behandeling verloopt goed. Ze is voor het eerst in haar leven gaan voelen dat ze helemaal oké is zoals ze is. En dat is toch de essentie van therapie!
Lees hier mijn vorige artikels.